Onze evenementen

Feestdagen 2021

Holíká Dahan en Holí

BRON              :  DE VIJF JUWELEN VAN HET HINDOEÏSME DEEL 2

ONDERWERP :  Holíká Dahan en Holí

Datum           : 17 Maart En 18 Maart

Holíka-Dahan.

Het in brand steken van de brandstapel, de Holíká-dahan, vindt 40 dagen na het planten van de Holíká ’s avond op het astronomisch juiste moment plaats. Vooraf verricht de pandit een offerande en het plantje wordt verwijderd (geplant op de dag van vasant panchámi).  Het plantje stelt het goede voor, te weten Prahlád en de brandstapel het kwade (de slechte tante Holíká, de vrek Putaná en de duistere winter). Met het offervuur wordt de stapel aangestoken. Allereerst  wordt                    Adi-Bhavani, Shiva’s gemalin, de Eerste Oorzaak en de eeuwige Weldoenster, aangeroepen en bezongen. Daarna wordt de Almachtige middels de namen van zijn verschillende aspecten bezongen: Shiva, Rama en Krishna. En al zingend maakt men rondgangen om de brandende stapel als teken van overwinning van de goede macht en vernietiging van de kwade macht. Het zingen gaat door totdat de Holíká helemaal verbrand is. Zie foto:

.

Holí

De mens is een deel van de schepping en is zodoende innig verbonden met de gebeurtenissen in de natuur. Zon, maan, regen, wind, de jaargetijden en dergelijke laten de mens niet onberoerd; integendeel oefenen zij in belangrijke mate invloed uit op het gedrag en het gevoel van mens en dier. Het Holí of Phaguáfeest is afkomstig uit India. De Hindostanen die sinds 1873 als kontraktarbeiders naar suriname gebracht werden, hebben dit feest meegenomen. De oorsprong hiervan ligt in de natuur, de relegie, de mythologie en de historie van de hindoes. Holí wordt dan ook in samenhang met een reeks van gebeurtenissen gevierd. En het feest houdt een boodschap in.            Het Holífeest symboliseert overwinning van het goede op het kwade, van licht op duisternis, van kennis op onwetendheid, van recht op onrecht. Holí accentueert en bevordert universele menselijke waarden als goedheid, waarheid, oprechtheid, eerlijkheid, liefde, rechtvaardigheid, moraliteit, ethiek, reine levenswandel, harmonie, rust en vrede. Zij wil de mens herinneren aan zijn plichten en rechten. Holí of Phaguá is een lente-, nieuwjaars en overwinningsfeest. Het nieuwjaar van de hindoe valt gewoonlijk in maart (de maand chait).

Viering

Holí wordt ingeluid met het planten van de Holíká. Een loot van ricinus (castorolie plant) wordt geplant op de vijfde dag (pancamí) van de lichte helft van magh (elfde maand van de hindoe kalender), wanneer de lente (vasant) begint. Deze dag heet ook dan Vasantpancami of Vasant-utsav (lentefeest). Dit is 40 dagen voor het eigenlijke Holífeest. In noord-India is het gedurende de maanden december, januari en februari winter en is het erg koud.

Zelfs in ons land, dat even boven de evenaar ligt, is dit merkbaar: in de genoemde periode is het vooral ’s morgen’s erg koel en zijn de dagen ietwat korter.

 De eigenlijke Holídag

De twaalfde tevens de laatste maand van de hindoekalender heet phálgun of phágun en eindigt met de vollemaan. Op die avond vindt de Holíká-dahan dus plaats. De dag daarop is Holí of Phaguá, dat is op de eerst dag van de eerste maand, genaamd caitra. Het is dan nieuwjaarsfeest. Op de ochtend van Holí komen de mannen weer op de plaats van de veraste brandstapel bijeen. De vrouwen zijn thuis druk bezig met het bereiden van de heerlijkheden voor die dag. Na een gebed en het uitspreken van een bede, een wens, brengt men vol vreugde elkaar met as eerst een stip, een geluksteken oftewel een tilak op het voorhoofd aan om elkaar vervolgens met as te bestrooien en in te wrijven, ten teken dat de kwade macht symbolisch door de brandstapel voorgesteld, overwonnen is. Letterlijk symboliseert de as het volgende: “uit stof zijn wij geboren en tot stof zullen wij wederkeren”. Hierna keert men huiswaarts om zich te baden en schone kleren aan te trekken. Cautalgroepen en Rámáyana-samája’s gaan al dan niet uitgenodigd, de huizen langs om Holí en phaghuáliederen (cautáls en kabirs) ten gehore brengen. Er heerst een en al vrolijkheid. Vele en verschillende soorten lekkernijen worden er klaargemaakt. De hele dag tot laat in de nacht wordt er uitbundig gegeten, gedronken en gezongen door jong en oud samen met familieleden, vrienden en kennissen. Phaguá is immers een typisch volksfeest. Men besprenkelt elkaar bij met parfum en reukwater, bepoedert elkaar flink en begiet elkaar met allerlei vloeistoffen (abir of gulal), hetgeen de verschillende kleuren en geuren van de in bloei staande natuur symboliseren.

Hystorisch-mythologische achtergrond

Het verhaal van Prahlád

Heel lang geleden regeerde in India een machtige koning, Hiranyakashipu. Hij was rechtvaardig en vroom en Shiva was zijn lievelingsgod. Na een strenge en langdurige observantie (vasten)verkreeg hij de gave van de Almachtige, dat mens noch dier hem zou kunnen doden. Nu voelde koning zich oppermachtig en waande zich een godheid op aarde. Zijn onderdanen moesten hem voortaan als een God vereren in plaats van Vishnu en Shiva. Maar velen weigerden dit bevel uit te voeren. De goddeloze koning liet deze “ongehoorzame” mensen vervolgen en martelen. Ook zijn jeugdige zoon Prahlád gaf geen gehoor aan het bevel van de koning, zijn vader, doch bleef zijn geliefde, het pad van de satyagraha (de edel waarheid) volgend. Vergeefs probeerde Hiranyakashipu de jonge prins tot andere gedachten te brengen. Uiteindelijk gaf hij zijn dienaren de opdracht de jongen om het leven te brengen, doch Prahlád werd steeds door zijn devotie gered.  Holíká, een zuster van de koning koos de zijde van haar broer en omdat zij een wondermiddel tegen vuur bezat, kwam zij met een eng voorstel: Prahlád moest met haar op een brandstapel. Een groot wonder gebeurde: Prahlád werd gered, omdat hij Vishnu met toewijding vereerde en de mensen vriendelijk gezind was. Zijn slechte tante daarentegen kwam in de vlammenzee om. De koning geraakte in razernij en probeerde zijn zoon eigenhandig te doden.

Op dat moment verscheen Vishnu in de gedaante van halfmens-halfleeuw (Narsingh) en doodde de wrede koning.

Zie foto

Het verhaal van Pútaná

In India regeerde de meedogenloze koning Kansa. Om hem te doden was Vishnu , de onderhouder en beschermer van de wereld, als Krishna   op de wereld gekomen. Nu was Kansa hiervan op de hoogte en probeerde hij daarom het goddelijke kindje te doden. Zo stuurde hij op een keer zijn dienares Pútaná naar Gokula, waar Krishna  verbleef. Vermomd als voedster trachtte zij met vergiftigde tepels Krishna te zogen. Maar het goddelijke kindje doorzag deze sluwe list en doodde de slechtaardige voedster. Dit gebeurde rond het Holífeest. Vandaar dat men in India bij de Holíkáverbranding ook een pop die de slechte  Pútaná moet voorstellen, in brand steekt.

Nava-samvatsar (nieuwjaar)

Holí of Phaguá is het nieuwjaarsfeest van de hindoes. Hoewel dit tijdens volle maan gevierd wordt, valt de eigenlijke nieuwjaardag op de eerste dag van de lichtende helft van de maand caitra, dat is de dag na nieuwe maan. Dan begint het nieuwe jaar volgens de Hindoe-tijdrekening.

Op deze gedenkwaardige dag ving de schepping door Brahmá aan en begon de Satyuga, de eerste wereldperiode. Tevens is deze dag de geboortedag van Manu, de eerste mens, en de stamvader van de mensheid. En Vishnu, het goddelijke aspect van de Onderhouder en Beschermer, incarneerde als vis (Matsya), om Manu van een grote vloed te redden. De Indische jaartelling, welke genoemd is naar de historisch vermaarde koning Vikramaditya, ving ook op deze dag aan. Sinds onheugelijke tijden wordt derhalve de nieuwjaarsdag als zeer gunstig en heilbrengend beschouwd. Brahmá, de Schepper, wordt speciaal vereerd en verzocht om het komend jaar gunstig en zegenrijk te laten zijn.

De betekenis van Holí Phaguá

Zoals het jaar onderscheiden wordt in aangename en onaangename seizoenen, zo ook kent het leven goede en slechte tijden, aangename en onaangename momenten, perioden van voorspoed, welvaart, recht, waarheid en hoop, afgewisseld met perioden van tegenspoed, crisis, onrecht, chaos en wanhoop. De gebeurtenissen in de natuur oefenen invloed uit op het gedrag van de mens. Hij leert haar schoonheid waarderen; omgekeerd boezemt haar kracht de mens ontzag in. Aldus bestaat er een wisselwerking tussen mens en natuur.

 Enerzijds brengt de winter met koude en donkere dagen veel narigheid met zich mee, anderzijds is de lente, de tijd van opleving, bloei en verlichting, het symbool van nieuw leven en nieuwe hoop. Derhalve stelt de brandstapel het kwaad voor, de duistere winter, de duivelin Holíká, de Pútaná, kortom, het negatieve, het kwade, de slechte daden van de mens. De mens wordt opgeroepen zijn erf en omgeving schoon te maken, immers, het vuil vormt een voedingsbodem voor allerlei ziekten; in een reine omgeving kan de mens zich mentaal ook beter ontwikkelen. Het kwade, slechte, ongunstige en het onvruchtbare van het afgelopen jaar is door het vuur gereinigd. De verlichting moet geestelijk, sociaal, economisch politiek, cultureel en educatief zijn. Aldus is Holí een overwinningsfeest. Door gezang en door de uitgelaten feeststemming geeft men uiting aan zijvreugde over de komst van een betere tijd. Moge het komend jaar gunstig en voorspoedig zijn in de ruimste zin van het woord. Het nieuwe jaar wil men met een schone lei beginnen. Moge het nieuwe jaar goed, gunstig en vruchtbaar zijn. Als mens zal men vooral moeten streven naar een reine levenswandel.

Holí is het voornaamste, bekendste en tevens het meest verbreide gemeenschapsfeest van de hindoes. De zin van dit feest komt dan tot uiting wanneer het gezamenlijk, zonder onderscheid gevierd wordt.Het sociaal aspect komt duidelijk naar voren doordat er verschillende Holícomités in diverse wijken en dorpsgemeenschappen gevormd worden, waaruit ook een Nationaal Holí Comité voortvloeit. De organisatie, de voorbereiding en de viering liggen in handen van de mensen, het volk zelf, waarbij het sociaal gevoel en de eensgezindheid ontwikkeld en bevorderd worden. Het is een familie-en vriendschapsfeest: oude veten, ruzies, slechte daden enz. moet de mens vergeten, elkaars fouten en vergissingen vergeven en elkaar de vriendschapshand reiken.

Zo ontstaat er vrede en harmonie. Het is welhaast van nature, dat de mens zijn verantwoordelijkheid beseft om het goede en het rechtvaardige te stimuleren, het kwade en het slechte te verafschuwen. De mens neigt van nature naar het kwade, maar wordt daarom geroepen steeds recht en waarheid te betrachten, goed en oprecht te handelen, gerechtigheid te bevorderen en in eenheid en vrede met zijn medemens in goede verstandhouding en wederzijdse begrip te leven. Aldus wordt een leefbare wereld bevorderd waarin de mens zonder angsten kan leven tot geluk en welzijn van een ieder en van de totale gemeenschap.

Holíwens

Familieleden, vrienden en kennissen wenst men een “Shubh Holí”.    (een gelukkig Holífeest). Of ‛ Holí abhinandan՛ (de beste wensen in verband met Holí) toe middels een Holíkaart, via website of email met de innige warme tekst:

O gerespekteerde God, geef mij kracht,

Moge alle wezens mij met het oog van een vriend aankijken,

Moge ook ik alle met het oog van een vriend aankijken,

Moge wij allen elkaar met het oog van een vriend aankijken.

O Heer, moge allen gelukkig zijn,

Moge allen gezond zijn,

Moge allen elkaar gunstig gezind zijn,

Moge niemand ongelukkig worden.

Holí: nationale feestdag

Bij hun komst naar Suriname om als contractarbeiders op de plantages te werken, hebben de Hindoestanen hun cultuur en cultuuruitingen, zoals de viering van de feestdagen, met zich meegenomen. Daar zij in kleine groepjes op verschillende van elkaar afgelegen plantages werden ingedeeld, was er van gezamenlijke viering van de diverse feesten nauwelijks sprake. Men vierde de feestdagen aanvankelijk thuis en later in klein groepsverband al naar gelang de omstandigheden dit toelieten. In de loop der jaren kwam er een gunstige verandering in deze situatie, vooral ook door de komst van grotere groepen Hindoestaanse contractanten. Men ging het Holífeest toen in dorpsverband vieren. Er werden cautálgroepen gevormd, die huis aan huis phaguáliederen zongen. Later breide de viering van het Holífeest zich uit over andere plaatsen en ook in de hoofdstad Paramaribo. Tot 1970 werd het Holí uitsluitend door hindoes gevierd. In 1970 is daarin een verandering gekomen door de verheffing van Holí tot algemene nationale feestdag.  (G.B.no 29 van 1970). Daardoor kregen de hindoes de gelegenheid beter naar buiten te treden met hun viering en ook om anderen erbij te betrekken, geheel in de geest van het feest.

Er wordt nu meer bekendheid aan het Holí gegeven via pers, radio en televisie, terwijl dat vroeger niet het geval was. Het feest werd groots in de palmentuin gevierd waarbij ook overige bevolkingsgroepen deelnamen. De belangstelling voor Holíviering neemt ieder jaar steeds toe, vooral bij de jeugd.

Het Holífeest bekeken

Volgens sommige mensen is het Holífeest ontstaan tijdens regeerperiode van Hiranyakashyapu. Het volk ging toen gebukt onder deze kwade demonische vorst. Deze vorst werd op gegeven ogenblik door zijn onderdanen in tweeën gescheurd, waardoor het bloed van hem op het volk spatte. Zo werd het kwade overwonnen en ontstond de traditie elkaar bij de herdenking van dit gebeuren met rode kleurstof te besprenkelen. Deze uitleg is niet de juiste. De oorsprong van het Holífeest lag veel verder en wel in de tijden waar er hoegenaamd van een ontwikkelde mensengemeenschap nog geen sprake was. Men besprenkelt elkaar sinds mensenheugenis bij de viering van Holí met verschillende kleurstoffen, echt niet alleen met rode. En in het geval van die verscheurde demon kan men zich dan afvragen hoe de gewoonte is ontstaan elkaar met geurige vloeistoffen te besprenkelen en met poeder te bestuiven. Had het bloed van die duivel soms verschillende kleuren en geuren? Het Holí of Phaguáfeest is in principe een nieuwjaarsfeest, ontstaan in een gebied met een matig klimaat. In deze gebieden wordt het nieuwe jaar ingeluid door de lente. In de winter is de levende natuur min of meer tot stilstand gekomen: de meeste bomen staan er kaal bij, vele dieren soorten houden een winterslaap of moeten op een andere manier zien te overleven, de wateroppervlakten zijn bevroren en de mens heeft zich in een hoekje teruggetrokken bij de warmte haard. Dan breekt de lente aan; de zon komt terug, het wordt warmer. De natuur ontwaakt uit z’n winterslaap, de bomen en struiken krijgen weer bladeren en dragen bloemen. Overal is er opeens weer kleur die de grauwe winterkleur verdrijft. Niet alleen rood is er te zien, maar ook groen, geel, oranje, enzovoorts. En al deze bloemen en verse bladeren geuren in tientallen heerlijke aroma’s. Vandaar dat de mensen die dit natuurgebeuren vieren, elkaar met verschillende geur- en kleurstoffen besprenkelen. En de poeder die men over elkaar strooit? Dat symboliseert natuurlijk het stuifmeel dat door de bloemen verspreid wordt. Moeder natuur komt weer tot leven, moeder natuur is jarig en wij mensen die allemaal afhankelijk zijn van moeder natuur, vieren dit feest mee. Wij symboliseren deze wederopstanding door elkaar met kleur- en geurstoffen te besprenkelen en met poeder te bestuiven. Wij symboliseren daarmee de overwinning van het leven op de dood, van de lente op de winter en van het goede op het kwade. Ten aanzien van het Holífeest zou ik echter de volgende opmerking willen maken. Holí of Phaguá is sinds jaren een nationale feestdag en het is daarom nodig dat iedereen op de hoogte is van de achtergrond en de wijze van viering van dit feest. Dit geldt vooral voor de mensen die het feest als iets eigens ervaren, want ze geven het voorbeeld. Hoe vaak heb ik echter het vieren van dit feest niet zien ontaarden. Mensen worden ruw beetgepakt en soms zelf tegen de grond gesmeten. Ik heb meegemaakt hoe er met smeerolie, soda, blom en olieverf op elkaar werd gegooid, hoe men elkaar met zand, zout of peper in het gezicht wreef of hoe meisjes ruw bij edele delen werden beetgepakt. Aan de andere kant heb ik op deze feestdag ook mensen in supernette kledij zien rondlopen en wee gebeente degene die ook maar een drupje kleurvloeistof op hun kleding morste! Uit de belichting van de achtergronden van het Holí moeten bovenstaande feestuitingen helaas als excessen beschouwd worden, waar krachtig tegen opgetreden dient te worden. Voorgangers en andere leidinggevenden (zoals leerkrachten op scholen waar het Holí wordt gevierd) moeten de feestvierenden goed instrueren en erop toezien dat “spelen met Phaguá” niet ontaardt in een smeerlapperij van de eerste orde. Het is om deze excessen dat sommige niet-hindoes dit nationaal feest liever niet willen meevieren. Ze zijn (vaak terecht) bang dat ze te ruw worden aangepakt of dat zij ernstig vervuild zullen worden. Aan de andere kant moet men op zo een dag wel tegen een stootje kunnen.