Ganga nahaan
GAÑGÁ NAHÁN VAN KÁRTIK KÁ SNÁN
De vollemaan-nacht van kártika is bijzonder gewijd aan de verering van Gangá, de Ganges, die beshouwd wordt als de Godin van de gelijknamige rivier. De Surinaamse hindoes verkiezen voor deze plechtigheid de zee, omdat de zee de saritpati, oftewel de heer der rivieren is, namelijk de plaats waar alle wateren samenkomen. Als zodanig staat de zee min of meer in verbinding met de Ganges.
Een meer praktische reden zal echter wel zijn, dat de meeste Surinaamse rivieren geen gemakkelike gelegenheid bieden voor het nemen van zo een bad. Men gaat al in de vooravond naar bijvoorbeeld Weg naar Zee. In de vroege ochtend neemt men het ritueel bad. Er wordt ook door de huispriesters samen met sommige yajmáns puja’s en katha’s thuis en op de bedevaartplaatsen gehouden. Dan wordt het verhaal van: ‘Hoe de Ganges op aarde kwam, verteld. Daarna gaat men bidden en duikt men vijf maal in het water. Ook gooit men muntjes in het water als geheime gave ook wel ‘gupta dán’. Vervolgens besprenkelt men zich met het water terwijl men bidt: Har, Hari, GangáBhagíratha, páp na rahe eko ratti. Dat betekent: “Shiva, Vishnu en Gangá, dochter van Bhagíratha, van zonde moge er geen greintje overblijven.”
‘Hoe de Ganges op aarde kwam’.
Heel lang geleden, toen de heilige rivier de Ganges nog niet door het oude India stroomde, leefde er een beroemde koning, die Bhagíratha heette. Om de gunst van de goden voor zich te winnen, hield hij een strenge en vrome levenswijze er op na, waarbij hij zich onthield van zinnelijk genot. Zo stond hij hele dagen met de armen omhooggeheven en at nauwelijks. In de winter ging hij in het ijskoude rivierwater staan en bij de hevigste regenbuien verbleef hij onder de blote hemel. Terwijl hij op deze manier ascese beoefende, ging jaar na jaar voorbij. Toen ontfermde de wereldvader Brahmá zich eindelijk over hem en sprak met machtige stem: “Bhagíratha, jij roemruchte, ik heb je met welgevallen gadegeslagen. Je mag een wens doen”. De vrome koning vouwde in deemoed zijn handen en zei: ‘Allerhoogste ,als ik genade heb gevonden in Uw ogen en als het niet vergeefs is geweest dat ik door ascese in U ben opgegaan ,dan wens ik dat de aarde besprenkeld mag worden met het heilige water van de hemelstroom, de rivier de Ganges”.
Daarop antwoordde de wereldvader: “Ik wil je wens vervullen. Neem mijn dochter in ontvangst. Maar probeer nu ook de gunst van Shiva,de bliksemslingeraar, te verwerven, want alleen met de hulp van hem, kun je haar op een verantwoorde wijze omlaag, naar de aarde doen komen. Anders zou de plotselinge val van de sterke Ganges de aarde op haar grondvesten kunnen doen schudden.”
Om de hulp van Shiva, de schrik aanjagende heerser over de bliksem, te verkrijgen concentreerde de koning zich weer’op zo’n strenge levenswijze. Hij stond op de toppen van zijn tenen en hield zijn handen onbeweeglijk omhoog. Zo stond hij dag en nacht, een heel jaar lang. Toen verscheen hem de drieogige Shiva en die sprak: “Ik wil je opoffering ontvangen. Op mijn hoofd zal ik de Ganges naar de aarde dragen.” Daarop beklom de machtige Shiva de hoogste top van het met sneeuw bedekte hemelgebergte, de Himalaya, en riep de hemelsedochter :
“Kom naar omlaag, o Ganges!”. Bij het horen van deze woorden werd de Ganges door een geweldige opwinding aangegrepen. Schuimend zwol zij op en stortte zich naar beneden, recht op het hoofd van Shiva. Deze ving de stroom met zijn voorhoofd op, zoals een voetballer een bal met zijn hoofd opvangt, om het water vervolgens via zijn lange haarvlecht naar beneden te doen stromen het duurde een tijd voordat het water langs de haarvlecht van de drieogige Shiva naar beneden was gestroomd. Daarbij nam de opwinding van de Ganges af Deví’s en Devta’s zagen vanuit hun hemelse verblijfplaatsen wat er was gebeurd en kwamen naderbij om de geboorte van de rivieren te vieren. “wijs mij de weg Bhagíratha !” riep de hemeldochter In feestelijke optocht ging de stoet door het Indische land: voorop liep Bhagíratha met zijn boetekleed nog aan. Hij werd gevolgd door de rivier met duizenden vissen, schildpadden, amfibieën en springende dolfijnen, alles wat er maar in het water kan leven. De Ganges zegende het land tot in de wijde omtrek, haar hemelse beschermelingen gingen aan haar zijde en alles jubelde over het geluk van de aarde.
KÁRTIKA PÚRNIMA of TRIPURĺ PÚRNIMÁ
Gangá nahán staat ook bekend als Kártika Púrnimá of Tripurí Púrnimá
Op deze dag versloeg Shiva de demon Tripurásur (tri=drie, pura= het lichaam en asur= het slechte). Tripurásur had een flinke boetedoening van ascese gedaan. Brahmá was tevreden over hem, dus mocht hij een wens doen. Tripurásur vroeg aan Brahmá : “Maak mij onsterfelijk”.
“Dit is onmogelijk, vraag iets anders”, maande Brahmá hem aan. Tripurásur wenste toen noch door een mens noch door Devta’s verslagen te worden. Brahmá vervulde deze wens.
Toen hij eenmaal de zegen van Brahmá gekregen had, begon Tripurásur misbruik van zijn macht te maken. Niemand anders dan Shiva kon hem verslaan, omdat die geen vader en moeder had en dus niet viel onder de noemer van ‘mens’. Vandaar dat Hij ook wel Swayambhú genoemd wordt, hetgeen betekent: iemand die uit zichzelf is ontstaan. Tripurásur had nectar in zijn navel, waardoor Shiva hem niet kon verslaan. Door die nectar werd de demon namelijk weer levend. De nectar in zijn navel brak de kracht van Shiva, Shiva riep vervolgens de hulp in van Vishnu en Brahmá En zo kon de demon wel verslagen worden.
Dit verhaal heeft een symbolische betekenis nl.: zolang de mens bezield is door de drie slechte eigenschappen nl. kám (hartstocht), krodha (boosheid) en lobha (verlangen), kan hij geen mukti (verlossing) bereiken. Men kan deze verlossing alleen maar bereiken door deze drie hartstochten naar bedwingen. Men moet hiertoe het volgende doen:
1. Karma (een goede daad) bevorderen;
- Jilán (spirituele kennis) opdoen;
3. Upásna, dat is aan God geboden.
De jiva(ziel) is een sprankje, een vonk, van Shiva en de genoemde hartstochten belemmeren om de ziel om weer tot God te komen. Zij zijn de grootste vijanden van de mens.
In India neemt men op deze dag een heilig bad in de Ganges. De gelovigen maken díya’s aan en laten die op het water drijven. Er wordt ook een cocosnoot aan de Ganges geofferd. Ook in ons land bezoeken gelovigen de verschillende bedevaartplaatsen, die in het hoofdstuk ‘Gangá nahán’ worden genoemd.
In India viert men ook Gangá-Dashará. Dit feest valt op de tiende dag van de lichte helft van de maand jesthaof jestha of jeth (dit is de derde maand van de Hindoe-kalender nl. mei/juni). Op deze dag kwam de Ganges op aarde. Tijdens Gangá nahán wordt
het verhaal van de Ganges en Tripurásur verteld.
Tripurásur is hoogmoed in het menselijke lichaam, het ‘ik-beginsel’ van ego.
Het lichaam bestaat uit drie lagen of vormen:
- Sthúla sharíra
(het stoffelijk lichaam uit vijf oerelementen). - Káran sharíra
(het oorzakelijk lichaam, oftewel het lichaam zonder zintuigen, die in de stoffelijke werkelijkheid niet bestaat, maar wel een ego hoogmoed heeft).
3. Súkshama sharíra (het astrale van het etherisch lichaam). Zolang uit al deze lagen de Tripurásur niet,verdwijnt zal de ziel niet verlost worden. De ziel wordt gezuiverd door gebed en japa (het prevelen van een mantra) bijvoorbeeld: Aum Namah Shiváya.