GURU PURNIMA
GURU PURNIMA of VYÁSA PURNIMÁ.
(Eerbetoon aan de leraar )
Zoals het snelstromende rivierwater langzaam maar zeker zijn bedding een andere vorm geeft door de bodemuitspoelende werking ( erosie ) enerzijds en bodemvorming ( sedimentatie ) anderzijds, zo wordt ook de discipel door zijn guru gevormd voor het maatschappelijke en spirituele leven. Van oudsher neemt de guru binnen de Indiase cultuur een erepositie in. Vanuit zijn verheven positie draagt hij spirituele kennis aan zijn leerlingen over. Vroeger werden kinderen van zowel rijke als arme ouders toevertrouwd aan een guru. Ze verbleven in een áshram(een soort internaat) en onder een boom op kusha-gras werd onderwijs gegeven. Dit gras bezit namelijk een heilige kracht.
De guru’s leiden een eenvoudig leven, maar beschikken over een hoge universele kennis. In het Hindi wordt het leven van de guru als volgt genoemd: Sádá jívan únch bicár (eenvoudig leven en hoogstaande kennis). Dit is de kern van spirituele opvoeding. . Enkele guru’s uit de heilige geschriften, die op deze manier hebben onderwezen, zijn: Vyása, Visvámitra, Vasistha, Dronáchárya en Kapila. De dichter Kabír zegt: Guru Govinda donon khare, káke lágún pány, balihári guru ápane jin Govinda diyo batáy. (“Zowel de guru als God staan naast me. In feite is de guru in eerste instantie belangrijker dan God, want met de hulp van de guru kom je tot God”). Van de guru leert men hoe men tot moet God bidden. Bovendien nemen ze alle onwetendheid en twijfel weg bij hun leerlingen.” Verder zegt de dichter Tulsídás (sorathá): Bandaun Guru-pada kanja, kripá-sindhu narrúpa Hari. Mahámoha tama-punja, jasu vacan ravikara nikara. Dit betekent: “Ik aanbid ook de lotusvoeten van mijn Guru Vishnu in de vorm van een man, wiens woorden de verblinding door onwetendheid opheffen, zoals een bundle zonnestralen diepe duisternis verdrijft.”
Vyásh deva, de schrijver van de heilige boeken Gítá,púrána’s Máhábhárata wordt in de kringen van sáddhu’s (asceten) als volgt genoemd: ‘Iemand wiens kennis geen einde kent’. Er is geen onderwerp dat de GuruVyása Deva onaangeroerd heeft gelaten. De intellectuele vermogens van de Vyása worden door de hindoes keer op keer als volgt gezongen:
Namo’stu te Vyása visála-buddhe,
Phulláravindáyata-patra-netra:
Yena tvayá bhárata-taila-púrnah.
Prajválito jñana-mayah pradípah.
De vertaling is tot stand gekomen: “Een eerbiedige buiging voor U, o Vyása, een eminente wijsgeer, met ogen als het gerekte kelkblad van een ontloken lotus, nu de met de Bhárata met olie gevulde lamp vol wijsheid door U is aangestoken.” In ons land wordt tijdens yajña Vyása pujá (aanbidding van de pandit, die de schriftlezing zal geven, de katha, zal houden) gedaan. Tijdens een janeo (een sacrament) krijgt de discipel een heilige tekst (guru-mantra) van de guru of pandit. Een guru werkt voor het welzijn van de hele wereld die werkt zonder egoïstische motieven. Hij/zij heeft een bijzondere kijk op die wereld.
Hindoes geloven in de overdracht van een zekere spirituele energie van de guru’s naar de discipelen. Tegenwoordig zijn er nog maar een paar spirituele áshrams (seminaries), waar er op deze manier onderricht aan de studenten wordt gegeven. Door de pandits worden er nog steeds spirituele kennis belangeloos bijgebracht aan medegelovigen (zo ook het Hindí-onderwijs door de hindoe-voorgangers). De overheid heeft echter middels het openbaar onderwijs de taak van en de zorg voor de leraren overgenomen. De relatie tussen de docenten en de studenten is hierdoor echter verwaterd. De leraar wordt meer gezien als loontrekkende (sadháran naukar) en velen gaan nu het onderwijs in, niet zozeer om kennis over te dragen, maar meer om geld te verdienen. Helaas is dezelfde trend ook in andere beroepen te bemerken.
Wat moet men op de dag van Guru Párnimá doen?
Allen, die niet door de materialistische geest zijn aangetast en die onderwijs en kennis niet alleen als commerciële waar beschouwen- al is het alleen in gedachten – betonen eer aan de guru’s die ons kennis en inzicht hebben geschonken en tot onze vorming hebben bijgedragen. Maar de beste manier om de guru te eren, is te trachten in zijn voetsporen te treden niet alleen, maar ook door het verworvene zoveel mogelijk ten dienste van de samenleving in het algemeen, maar vooral van de sociale zwakkeren en de minder ontwikkelden te stellen .Verder ook door naar vermogen tot aanmoediging en bevordering van beoefening van wijsbegeerte en wetenschap, kunst en cultuur bij te dragen.
Op deze dag moeten de discipelen ( celá’s ) met medeneming van schenken ( dán ) een speciale bezoek aan hun guru’s brengen . Op deze wijze eert men leermeesters en lost men de ereschuld (rin) in, die men ten opzichte van de guru’s heeft.